Uithuisplaatsingsbeslissingen onder de loep
Er is veel kritiek op het functioneren van ons jeugdzorgstelsel. Het oplossen van de problemen is een urgente en ingewikkelde opgave voor het kabinet. Er moet niet alleen op korte termijn worden ingegrepen, maar ook flink geïnvesteerd worden in gedegen wetenschappelijk onderzoek.
Het zijn momenteel roerige tijden in de Nederlandse jeugdzorg; er is steeds meer kritiek op het functioneren van ons jeugdzorgstelsel. Lange wachttijden, geen passende hulp en gebrekkige rechtsbescherming betreffen slechts een kleine greep uit de negatieve geluiden. Ook het recente rapport waarin de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen uit 2015 werd geëvalueerd, leidde tot de kritische conclusie dat de inzet van kinderbeschermingsmaatregelen en rechtvaardiging daarvan sterk onder druk staan.
Het oplossen van deze problemen vormt een urgente, maar ook zeer ingewikkelde opgave voor het kabinet. Er zullen flinke investeringen nodig zijn, het Toekomstscenario biedt een aanzet voor een hervorming. Buiten het feit dat op korte termijn grote verbeteringen doorgevoerd dienen te worden, is het vergroten van kennis over wat bijdraagt aan verbeterde besluitvorming noodzakelijk. Met ons recent afgeronde onderzoek naar besluitvorming rondom uithuisplaatsing hebben wij hier al enige inzichten in verkregen.
Meer inzicht in factoren die een rol spelen bij uithuisplaatsingsbeslissingen
Het eerste deel van dit onderzoek betrof een studie waarmee we (toekomstige) professionals op waarheid gebaseerde jeugdbeschermingscasussen voorlegden. Onder deze professionals waren kinderrechters, medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming, gezinsvoogden en masterstudenten Pedagogiek en Jeugdrecht. We onderzochten met deze studie enerzijds welke persoonlijke factoren een rol speelden in uithuisplaatsingsbeslissingen en anderzijds of het toevoegen van informatie over het verloop van een gehechtheidsinterventie bijdroeg aan meer overeenstemming tussen professionals.
We vonden dat subjectieve factoren, zoals de mindset van professionals, een rol speelden in uithuisplaatsingsbeslissingen. Dit hield in dat professionals die geloven dat ouders gemakkelijk hun gedrag kunnen aanpassen, minder snel tot uithuisplaatsing besluiten. Daarnaast bleek dat professionals, als zij informatie tot hun beschikking hebben over de mate waarin ouders profiteren van een gehechtheidsinterventie, vaker tot dezelfde beslissing komen.
Inzet van gehechtheidsinterventie bij gezinnen waar uithuisplaatsing dreigt
De tweede studie die we hebben uitgevoerd, borduurde hierop voort door het inzetten van een gehechtheidsinterventie - Video-feedback Intervention to promote Positive Parenting and Sensitive Discipline, VIPP-SD - in gezinnen waarbij uithuisplaatsing dreigde. We hebben dit onderzoek uitgevoerd in samenwerking met verschillende gezinsklinieken in Nederland. Gezinnen kunnen hiernaar worden verwezen voor een intensief behandeltraject waarmee wordt geëvalueerd of het kind bij de ouders kan (blijven) wonen.
Aan dit onderzoek hebben 56 gezinnen deelgenomen, met kinderen tot 7 jaar oud. De gezinnen werden willekeurig toegewezen aan een groep die enkel de standaardzorg ontving en een groep die daarbovenop de VIPP-SD kreeg. Hieruit bleek een effect van de VIPP-SD op gehechtheid: kinderen in de groep met standaardzorg lieten vaker een achteruitgang zien in gehechtheid - van veilig naar onveilig gehecht. Daarentegen bleven kinderen in de VIPP-SD-groep vaker stabiel in hun gehechtheidsclassificatie. Op andere uitkomstmaten, zoals de sensitiviteit van ouders en ervaren stress, vonden we geen significante verschillen.
Naast de effectiviteit van de VIPP-SD, hebben we ook geëvalueerd in hoeverre met behulp van deze interventie een betere inschatting gemaakt kon worden van de noodzaak tot uithuisplaatsing van het kind na afloop van het traject. We verwachtten dat de inzet van de VIPP-SD zou bijdragen aan een betere inschatting van de opvoedingscapaciteiten van de ouders, en de mate waarin deze opvoedingscapaciteiten kunnen worden verbeterd met behulp van deze interventie. We vonden echter niet dat de gedragsdeskundigen deze inschatting beter konden maken: ze voelden zich niet zekerder over hun advies voor de gezinnen die de VIPP-SD hadden ontvangen dan voor de gezinnen die enkel de standaardzorg hadden gekregen. Toen we de gezinnen 9 maanden later opnieuw bezochten, vonden we geen verschil in het aantal nieuwe gevallen van kindermishandeling in beide groepen.
Verschillende conclusies
Al met al kunnen we verschillende conclusies trekken uit deze resultaten. Ten eerste dat besluitvorming rondom uithuisplaatsing zeer complex is. Het feit dat professionals die sterk geloven dat ouders in staat zijn om hun gedrag te veranderen, tot een andere afweging komen dan professionals die dit minder sterk geloven, geeft aan dat subjectieve factoren gerelateerd zijn aan het besluitvormingsproces.
Ten tweede concluderen we dat met het meewegen van informatie over de mate waarin ouders profiteren van een gehechtheidsinterventie, de besluitvorming mogelijk objectiever wordt. Echter, de resultaten van onze tweede studie laten zien hoe ingewikkeld de problematiek van deze gezinnen is en hoe belangrijk gedegen onderzoek naar effectieve interventiemethoden is. Bovendien weten we dat niet alle gezinnen evenveel baat hebben bij dezelfde behandeling. Zo hebben we in een vergelijkbare studie in een Canadese doelgroep gevonden dat ouders met de meest complexe jeugdtrauma’s, zoals meerdere vormen van kindermishandeling, minder baat hebben bij een gehechtheidsinterventie. Meer onderzoek is dan ook hard nodig om behandeling beter toe te kunnen spitsen op de complexe problematiek van deze doelgroep.
Investeren in wetenschappelijk onderzoek
Als we dit breder trekken naar de wetenschappelijke kennis die momenteel bestaat over de kwaliteit van de inzet en uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, zien we dat er nog veel kennis ontbreekt. Zie hiervoor ook de Factsheet Uithuisplaatsingsbeslissingen die onderzoekers van de Universiteit Leiden recentelijk hebben opgesteld in opdracht van de Tweede Kamer. Er moet dan ook niet alleen op korte termijn worden ingegrepen, maar ook flink geïnvesteerd worden in gedegen wetenschappelijk onderzoek op lange termijn.
Op basis van ons eigen onderzoek pleiten wij daarbij in ieder geval voor grootschalige gerandomiseerde studies waarmee meer inzicht wordt verkregen in het toespitsen van interventies op de specifieke behoeften van de diverse gezinnen binnen deze kwetsbare doelgroep. Wanneer we beter weten wat er in elk gezin nodig is om tot duurzame veiligheid te komen, kunnen we vaker uithuisplaatsing voorkomen en de bijbehorende besluitvorming versterken.
0 Comments