leidenpedagogiekblog

Nieuwe nieuwkomers in het onderwijs: en nu?

Nieuwe nieuwkomers in het onderwijs: en nu?

Met de oorlog in Oekraïne is er een nieuwe vluchtelingenstroom op gang gekomen. Hierbij zitten ook kinderen die recht hebben op onderwijs. Waar moet je op letten als je een vluchtelingenkind in de klas hebt? Hoe kom je erachter welke (onderwijs)behoeften ze hebben en hoe kun je hieraan voldoen?

Gevluchte leerlingen uit Oekraïne bevinden zich in een bijzondere situatie, eentje waar wij ons moeilijk een voorstelling van kunnen maken. Ze zijn huis en haard ontvlucht en moeten nu, voor onbepaalde tijd, zich zien te redden in een nieuw land waar een andere taal wordt gesproken en waar ook het onderwijs anders in elkaar steekt.

Zeg het eens

Een in het oog springende en niet te onderschatten uitdaging voor deze kinderen draait om de taal. In het geval van vluchtelingen uit Oekraïne is er vaak geen enkele basis van Nederlands en het is vaak niet mogelijk om Nederlandse les te volgen. Bovendien is de Nederlandse taalvaardigheid niet “één-twee-drie” op een voldoende niveau te brengen. Het kan in veel gevallen 4 tot 7 jaar duren voordat er een vergelijkbare woordenschat is opgebouwd als die van kinderen die in Nederland zijn opgegroeid. Het gaat dan om de cognitieve woordenschat die nodig is voor leren, de dagelijkse woordenschat zal eerder op niveau zijn.

Waar beginnen we?

Als we voor vluchtelingenleerlingen willen bepalen op welk niveau we ze kunnen benaderen, ontstaat een bijzondere uitdaging. Niet alleen de taal geeft hierin een barrière, ook op andere vlakken zijn de toetsen die beschikbaar zijn voor Nederlandse kinderen, zoals NIO, CITO of gewone schooltoetsen niet geschikt voor deze groep kinderen. De toetsen zijn over het algemeen gemaakt om Nederlandse leerlingen met elkaar te vergelijken. Die vergelijking leidt, door de situatie van vluchtelingenkinderen, vaak tot een onderschatting van de vaardigheden en het potentieel van deze leerlingen. Daarom raadt de onderwijsinspectie af om de eindtoetsen in het basisonderwijs bij leerlingen af te nemen wanneer die minder dan 4 jaar Nederlands onderwijs hebben gevolgd. Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs gelden andere regels.

Eerlijk testen

Naast de specifieke uitdagingen vanwege de taal, zijn er ook andere factoren die tot een onderschatting kunnen leiden. De situatie van deze kinderen, de stress van het vluchten, het trauma van oorlog, het gebrek aan onderwijs tijdens het vluchten, de schok van een nieuwe omgeving, maken dat een test op een enkel moment en een vergelijking met de norm tot een onderschatting van de mogelijkheden van het kind kunnen leiden. Het is daarom heel belangrijk om eerst een veilige omgeving te creëren en een vertrouwensband op te bouwen, voordat er een inschatting wordt gemaakt van het niveau of het potentieel van deze leerling. Door daarbij gebruik te maken van een dynamisch testformat, waarbij ook hulp wordt geboden bij het maken van de opdrachten, kan bovendien een inschatting worden gemaakt van instructiebehoefte en het potentieel om te leren van instructie. In het algemeen geldt dat het bij deze groep zinvoller kan zijn om een inschatting te maken van de leerprocessen van een kind, dan van het prestatieniveau. Het geeft zinvolle informatie om het kind vooral met zichzelf te vergelijken in plaats van met de normgroep. Zo kan worden bepaald of het aanbieden van een bepaalde strategie of oplossingsprocedure leidt tot verbetering.

Een voorbeeld uit de praktijk

Ervaringen met vluchtelingen uit andere regio’s in eerdere jaren hebben laten zien wat de toegevoegde waarde kan zijn van het gebruik van een dynamische test met vluchtelingenkinderen. Een voorbeeld dat dit geheel illustreert, is wellicht dat van Reem. Reem ontvluchtte met haar gezin de oorlog in Syrië. Terwijl haar vader naar Europa reisde, verbleef het gezin 2 jaar in Libanon, waar zij onderwijs volgde. Toen het gezin in Nederland herenigd was, werd zij - gezien haar leeftijd (12 jaar) - geplaatst in de ISK (Internationale Schakelklas). Na ruim 1,5 jaar kreeg zij het schooladvies vmbo-k op grond van haar taalontwikkeling en haar rustige en verlegen gedrag. Er werd een dynamisch onderzoek met haar gedaan, waarbij verschillende cognitieve taken werden voorgelegd, het oplossingsgedrag werd geobserveerd en geanalyseerd, verschillende soorten hulp werd aangeboden en er werd bepaald welke hulp wel en welke niet aansloot bij haar leerbehoeften. Daaruit kwam naar voren dat zij goede leerstrategieën had en zeer gemotiveerd was. Geschat werd dat zij minimaal havo aan zou kunnen. Haar taalbegrip was veel groter dan haar taalgebruik. Bovendien leek haar gedrag geen gevolg van trauma’s: ook voor de oorlog en de vlucht was zij rustig, maar vastberaden.

Ouders en de coach van Vluchtelingenwerk plaatsten dan ook grote vragentekens bij het advies vmbo-k en werden hierin gesteund door de uitkomsten van het dynamische onderzoek. Na een zoektocht werd Reem geaccepteerd op een scholengemeenschap met extra aandacht voor Nederlands als tweede taal. Zij startte in een mavo/havo-klas en stroomde al snel door naar havo. Na haar eindexamen is zij nu overgestapt naar het vwo.

Wat kan er nog meer?

Het is verder ook mogelijk om extra ondersteuning in te zetten voor leerlingen, bijvoorbeeld via het schoolbestuur of de gemeente en via vrijwilligers die bijvoorbeeld wekelijks in de klas helpen met lezen. Een andere mogelijkheid is het bieden van pre-teaching, door samen van tevoren de kernwoorden en begrippen te bespreken, zodat de leerling de les gemakkelijker kan volgen. Daarnaast is er een aantal nuttige adressen, waar materialen en informatie te vinden zijn die van pas kunnen komen in het begeleiden van vluchtelingenkinderen. Denk daarbij aan www.lowan.nl voor een materialendatabase, training en advies voor basis- en voortgezet onderwijs, www.pharos.nl voor informatie over onderwijs en gezondheidszorg bij migranten en vluchtelingen en www.vluchtelingenwerk.nl voor informatie over (hulp aan) vluchtelingen.

0 Comments