Minderjarigen berechten volgens het volwassenstrafrecht? Pedagogisch onverantwoord!
Het is een heel slecht idee om vanaf de leeftijd van 14 jaar altijd volwassenstrafrecht toe te passen bij zeden- en geweldsdelicten. Deze jongeren moeten we juist een op de problematiek en ontwikkelingsniveau gerichte aanpak bieden.
'Een 19-jarige man is veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf voor uitlokking van moord op een 56-jarige man in Amstelveen op 22 december 2021. Ten tijde van het uitlokken van de moord en het wapenbezit was de man 17 jaar oud. De rechtbank heeft ondanks dat hij bij een deel van de feiten minderjarig was, het volwassenenstrafrecht toegepast.'
Dit soort berichten schokken de lezer. Niet alleen gaat het hier om een ernstig misdrijf, de dader was ook nog eens minderjarig. Daarnaast lijken de kranten de laatste tijd vol te staan met berichten over minderjarige verdachten die ernstige delicten zouden hebben gepleegd. Dit versterkt een gevoel van onveiligheid dat moet worden bestreden.
Voor velen zal de beslissing van de rechtbank om de man te berechten als volwassene als genoegdoening voelen. Deze gevoelens worden nog sterker verwoord in het verkiezingsprogramma 2023 van de PVV dat stelt dat vanaf de leeftijd van 14 [!] jaar we “altijd volwassenstrafrecht [moeten] toepassen bij zeden- en geweldsdelicten”. In deze blog leg ik graag uit waarom dit een heel slecht idee is, want bovenal pedagogisch onverantwoord.
Doelen van het strafrecht zijn vergelding middels leedtoevoeging - de veroordeelde het aangerichte leed laten voelen, maar ook normhandhaving, beveiliging van de samenleving of afschrikking - generale preventie. Daarnaast zijn persoonlijk herstel, resocialisatie en recidivebeperking (speciale preventie) en ook behandeling/gedragsbeïnvloeding een doel.
Schade aan de ontwikkeling
Sinds de invoering van de kinderwetten in 1905 is er een apart jeugdsanctierecht beschikbaar voor 12- tot 18-jarigen. Het jeugdsanctierecht onderscheidt zich met name van dat voor volwassenen door de nadruk op de pedagogische benadering. Vergelding als strafdoel mag in het jeugdsanctierecht nooit zover gaan dat het schade toebrengt aan de ontwikkeling van de jeugdige dader. Dit is ook in overeenstemming met het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Het feit dat jeugdigen nog in ontwikkeling zijn, betekent dat zij nog niet volledig verantwoordelijk kunnen worden geacht voor hun handelen. Daarmee moet in het strafrecht rekening worden gehouden. Het jeugdsanctierecht kent dan ook voor 16- en 17-jarigen een maximale strafduur van 24 maanden.
De nadruk op de pedagogische benadering in het jeugdsanctierecht wordt ondersteund door wat we weten over de ontwikkeling van adolescenten uit wetenschappelijk onderzoek. Hoewel 16-jarigen goed in staat kunnen zijn volwassen, rationele beslissingen, te nemen, blijkt dit in de dagelijkse praktijk een stuk lastiger. Hun beslissingen worden dan, veel sterker dan bij volwassenen, beïnvloed doordat er leeftijdsgenoten aanwezig zijn, er bij de beslissingen veel emotie komt kijken, eventuele beloningen groot zijn en de beslissingen snel en onder druk moeten worden genomen. Dus ook uiterlijk goed geplande delicten betekenen niet dat de minderjarige volledig gelijkgesteld kan worden aan een volwassene.
Cognitieve capaciteiten versus psychosociale ontwikkeling
Dit is te verklaren vanuit het gegeven dat, hoewel de cognitieve capaciteiten van adolescenten om rationele beslissingen te nemen al aardig ontwikkeld zijn, de psychosociale ontwikkeling júíst nog volop gaande is.
Onderzoek naar hersenontwikkeling toont dit aan. Gedurende de vroege adolescentie ontwikkelt het sociaal-emotioneel gedeelte van het brein zich snel. Dit maakt dat adolescenten zich vooral richten op beloning en dat de invloed van leeftijdsgenoten groot is. Het cognitieve-controlegedeelte van het brein, dat belangrijk is voor het reguleren van impulsen, maar ook voor ontwikkeling van een eigen identiteit en het overzien van gevolgen van consequenties op langere termijn, blijkt zich veel langzamer te ontwikkelen.
De periode waarin adolescenten dus het meest gevoelig zijn voor beloning en goedkeuring van leeftijdsgenoten, is ook de periode waarin zij nog weinig controle op hun eigen gedrag kunnen uitoefenen. Tijdens de adolescentie komt risicovol- en crimineel gedrag veel meer voor dan gedurende de kinder- of volwassentijd. De meeste jongeren stoppen dan ook met crimineel gedrag als zij ouder worden.
Voorgaande laat zien dat de hersenen van 16- en 17-jarigen nog niet volledig ontwikkeld zijn en dat hun oordeelsvermogen niet gelijkgesteld kan worden aan dat van volwassenen. Dit is dus een goede reden om een apart jeugdsanctierecht toe te passen met daarbij nadruk op de ontwikkeling van de verdachte. Niet alleen doet dit recht aan het verminderd oordeelsvermogen, maar draagt het ook bij aan herhaling van crimineel gedrag in de toekomst.
Wetswijziging
Bovendien laat recent onderzoek zelfs zien dat de bovengenoemde ontwikkeling niet stopt bij 18 jaar, maar kan voortduren tot na het 25e levensjaar. Dit was dan ook een reden om op 1 april 2014 een wetswetwijziging door te voeren. Jeugdigen tot 18 jaar en jongvolwassenen tot 23 jaar, met een ontwikkelingsfase die meer past bij die van een adolescent dan van een volwassene, moeten kunnen profiteren van het jeugdsanctierecht dat immers recht doet aan het feit dat het individu nog in ontwikkeling is. Het is daarom verrassend dat in dezelfde wetswijziging de mogelijkheid behouden werd 16- en 17-jarigen toch een sanctie te kunnen blijven opleggen uit het volwassenstrafrecht, met als enige uitzondering de onmogelijkheid van een levenslange gevangenisstraf. Er is vanuit pedagogisch-, ontwikkelingspsychologisch- en/of hersenontwikkelingsperspectief namelijk geen enkel bewijs dat sommige 16- en 17-jarigen op deze gebieden eerder het niveau van volwassenen hebben bereikt.
Zeer kleine groep jeugdigen
Hoewel in sommige media de suggestie wordt gewekt dat ernstige criminaliteit onder minderjarigen toeneemt, is dit niet het geval. Sterker nog: ernstig crimineel geweld onder jeugdige daders is sinds 2010 fors afgenomen. Ondanks dat het sinds 2018 weer iets lijkt toe te nemen, laat niet meer dan 13% van de jeugdige daders ernstig crimineel gedrag zien. Bij een klein deel van deze groep - 5 tot 10 jeugdigen per jaar - wordt volwassen strafrecht overwogen. Het gaat dan om jongeren die zeer ernstige delicten plegen, bij wie de kans op herhaling binnen een groot aantal jaren niet kan worden uitgesloten en die vooral resistent lijken te zijn voor de beschikbare pedagogische interventies in het huidig jeugdsanctierecht. Daarbij is een argument dat de behandeling dusdanig lang kan duren dat de mogelijkheden in het jeugdsanctierecht 'te kort zijn' om veiligheid voor de maatschappij te garanderen.
Is het dan juist bij deze kleine groep jeugdigen het pedagogisch uitgangspunt te verlaten en hen te berechten volgens een strafrecht waarin vooral vergelding op de voorgrond staat? Waarbij men uitgaat van hogere vrijheidsstraffen met een tenuitvoerlegging in een gevangenis of een kliniek waarin pedagogische doelstelling en dito voorzieningen ontbreken? Waarbij bovendien het risico wordt gelopen dat de jeugdige, zoals in de casus waarmee deze blog begon, 18 jaar gevangenisstraf opgelegd krijgt?
Mijns inziens pleit de bovenstaande kennis eerder voor een grotere inspanning een op de problematiek en ontwikkelingsniveau van deze jongeren gerichte aanpak aan te bieden. Daarbij is het juist belangrijk dit te doen binnen de grondslagen van het jeugdsanctierecht, namelijk bescherming, heraanpassing en opvoeding.
0 Comments