Échte broers en zussen?
Ben je alleen broers en zussen als je biologisch verwant bent? Onderzoek en de praktijk laten zien dat je broers en zussen kunt zijn, maar ook kunt worden.
Adoptie- en pleegkinderen die samen opgroeien in een adoptie- of pleeggezin, krijgen vaak de vraag: "Zijn jullie échte broers en zussen?" De achterliggende vraag is of ze een bloedband delen. Dat roept de pedagogische vraag op: Ben je alleen broers en zussen als je biologisch verwant bent? Onderzoek en de praktijk laten zien dat je broers en zussen kunt zijn, maar ook kunt worden.
Samen met Lindy Popma, Monique Steenstra en Lilian van Rooij schreef ik het boek 'Als broers en zussen. Samen opgroeien in een adoptie- of pleeggezin'. Hierin vertellen 24 jongeren, van 14 tot twintig jaar, in 12 dubbelinterviews over hun ervaringen.
An Mei - geadopteerd uit China - krijgt bijvoorbeeld regelmatig de vraag of de broers en zus in haar adoptiegezin haar échte broers en zus zijn en zij heeft daar wel een mening over. Haar zusje Yu Lin noemt het pedagogische begrip nurture, het belang van de gezamenlijke omgeving waarin je opgroeit, of je broers en zussen nu wel of niet genetisch verwant zijn:
An Mei (20 jaar) en Yu Lin (19 jaar) zijn allebei geadopteerd uit China, uit verschillende families. Ze wonen bij hun adoptieouders, samen met hun geadopteerde broer Sun (16). Broer Felix (24) - een biologisch eigen kind - is het huis al uit.
Jadrickson maakt gebruik van weekendpleegzorg. Bij deeltijdpleegzorg wordt een kind een aantal dagen of dagdelen opgevangen door pleegouders, zoals bij weekendpleegzorg een of meer weekenden per maand. Jadrickson ziet Koen als zijn broer, terwijl ze geen bloedband delen. Koen ervaart een speciale band met Jadrickson, ook al zijn ze heel verschillend:
Al elf jaar logeert Jadrickson (16 jaar) regelmatig in het weekend bij zijn pleegouders, hun biologisch eigen zoon Koen (16 jaar) en pleegdochter Annabel (14 jaar).
Een gegeven relatie
Kinderpsychiater Frits Boer deed jarenlang wetenschappelijk onderzoek naar broers en zussen en is een internationaal erkend expert op dit gebied. In zijn boek 'Broers en zussen van speciale en gewone kinderen' beschrijft hij de broer-zusrelatie als uniek. Het is een gegeven relatie, omdat de relatie tussen broers en zussen niet door hen gekozen is.
Vrienden of een partner kiezen we zelf, maar we kiezen onze broers of zussen niet uit. Bij adoptie- en pleeggezinnen is dit eveneens het geval. Ook al is het goed gebruik om met de kinderen te overleggen over de komst van een nieuw pleegkind of adoptiekind, de volwassenen nemen uiteindelijk de beslissing.
Concurrent en steunpilaar
Broers en zussen zijn zowel elkaars concurrent als speelkameraadje. Concurrent omdat een kind speelgoed en spullen in huis moet delen met zijn broers en zussen. Ook de aandacht en tijd die de ouders beschikbaar hebben, worden gedeeld met broers en zussen.
Op andere momenten zijn broers en zussen op elkaar aangewezen om samen te spelen of zich af te zetten tegen de ouders. Bovendien kunnen ze een steunpilaar voor elkaar zijn door elkaar troost en een luisterend oor te bieden.
Adoptie- en pleegkinderen kunnen zo moeilijke momenten delen, die met hun afkomst of biologische familie te maken hebben, zo vertelt ook pleegkind Sandra:
Sandra (16 jaar) woont als pleegkind in een netwerkpleeggezin, samen met Dalyshia (16 jaar), een biologisch eigen kind. In 2021 woonde 47% van de pleegkinderen bij familie of bekenden bij grootouders, tantes en ooms, onderwijzers of buren.
Verbondenheid
De rode draad in de verhalen van de jongeren in ons boek 'Als broers en zussen' is dat zij zich in meer of mindere mate verbonden voelen met hun broer of zus door het samen opgroeien in hetzelfde gezin. De verhalen maken duidelijk dat je broer en zus kunt zijn, maar ook broer en zus kunt worden in een adoptie- of pleeggezin. Het gevoel van verbondenheid met elkaar, dat is waar het om draait.
0 Comments