Dag 21. Over de grens
Het recht op onderwijs is een groot goed dat gelukkig voor de meeste kinderen in Nederland prima wordt nageleefd. In eerdere verhalen werd duidelijk dat het ook nog weleens mis gaat.
Als ouders, scholen, en zorginstanties er niet in slagen een thuiszittend kind weer het onderwijs in te krijgen. Omdat ouders niet meewerken. Omdat scholen een ‘zware’ casus er niet bij kunnen hebben. Omdat zorginstanties te lange wachtlijsten hebben. Omdat het kind zo beschadigd is dat terugkeer onmogelijk lijkt. Toch heeft het kind recht op alle mogelijke inzet, alle hens aan dek, en alle zeilen bij, om onderwijs toch mogelijk te maken.
Buiten beeld
Dit wordt een stuk gecompliceerder als een kind buiten beeld is omdat het in het buitenland verblijft waar veel minder toezicht is op het recht op onderwijs en de leerplicht. Zelfs als het kind de Nederlandse nationaliteit heeft, is het voor de Nederlandse overheid ondoenlijk om deze rechten en plichten te waarborgen. Wie kan dat hoe controleren? Hoe kan een kind over een afstand van duizenden kilometers ondersteund worden zodat onderwijs gevolgd kan worden? Ook als de omstandigheden ter plekke het heel makkelijk maken om een kind thuis te houden? Allemaal valide vragen. Zonder sluitend antwoord. Zoals het verhaal van vandaag laat zien.
Het gaat een paar keer mis
Een basisschool in de Randstad. Een jongen van 10 jaar wordt in een taalklas geplaatst. Hij is geboren in een Arabisch land maar heeft ook de Nederlandse nationaliteit. Zijn ouders zijn gescheiden en zijn moeder mag hem niet meenemen naar Nederland om naar school te gaan. In zijn geboorteland woont de jongen bij zijn oma, de moeder van zijn moeder. De oma zorgt dat hij naar school gaat. Maar omdat de jongen vaak wat lastig gedrag vertoont, loopt het daar niet soepel. De schooldirecteur slaat de jongen als hij zich misdraagt. De oma besluit daarop de jongen thuis te houden.
Na enige tijd gaat hij naar een nieuwe school, een duurdere privéschool. Maar ook daar gaat het mis. Of eigenlijk, op weg daar naar toe gaat het mis. In de bus slaat de buschauffeur hem als straf voor vervelend gedrag. De jongen gaat daarna niet meer naar school. Jaren niet. Uiteindelijk krijgt zijn moeder toch toestemming van de vader om de jongen mee te nemen naar Nederland. Hier gekomen wordt hij in de taalklas geplaatst. Maar het blijkt vrijwel onmogelijk om onderwijs te geven aan een jongen van 10 jaar die geen enkele schoolse vaardigheden bezit, door de gangen rent, je niet kan verstaan en ook niet gewend is om te luisteren.
Kostbare jaren
De meeste kinderen op school vinden hem maar raar. Ze moeten vaak om hem lachen, maar hebben zelden plezier mét hem. Als hij stout doet vinden sommige jongens dat wel spannend en leuk, maar echte contacten maakt hij niet. Ook niet met andere leerlingen die wel zijn taal spreken. Intussen probeert de moeder de jongen uit alle macht in het gareel te krijgen en zorgt voor veel buitenschoolse activiteiten. Ook op school proberen de leerkrachten er alles aan om de jongen in een leerproces te krijgen, want ze geloven in zijn leerbaarheid. Maar ze zien ook dat er heel veel kostbare jaren verloren zijn gegaan die je niet zomaar goed maakt. De school hoort dat de jongen ook in de moskee die hij in het weekend bezoekt vaak straf krijgt. Eigenlijk gaat het nergens echt goed.
De school worstelt met het vinden van een passende aanpak voor een jongen van 10 die eigenlijk op het niveau van een kleuter binnenkomt qua gedrag en vaardigheden. De leerkrachten vragen zich vooral af: hoe heeft dit kunnen gebeuren en wie is hiervoor verantwoordelijk? Zijn dit soort situaties te voorkomen? Wat is er internationaal nodig aan samenwerking nodig om te kunnen nagaan of kinderen het onderwijs krijgen waar ze recht op hebben? Allemaal valide vragen. Zonder sluitend antwoord.
0 Comments