Dag 16. Discriminatie
Onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren in Nederland laat zien dat een substantieel deel van de kinderen in school discriminatie ervaart. Het gaat om discriminatie vanwege etniciteit, geslacht, seksualiteit, of sociale status en het betreft ongeveer 15% van de kinderen.
Het valt op dat kinderen met een niet-Westerse migratieachtergrond meer kans hebben om gediscrimineerd te worden dan kinderen zonder migratieachtergrond.
Een van de kernbeginselen van het VN-Kinderrechtenverdrag (artikel 2) is dat kinderen beschermd moeten worden tegen discriminatie van welke aard dan ook, ongeacht onder meer etniciteit, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, welstand en maatschappelijke afkomst. Dit vraagt van de overheid dat zij niet zelf discrimineert, maar ook dat hij voorwerpen schept om discriminatie te voorkomen. Discriminatie in de context van onderwijs staat haaks op de doelen van onderwijs, die eveneens in het Kinderrechtenverdrag te vinden zijn. Onderwijs zou volgens artikel 29 van het verdrag onder andere gericht moeten zijn op het bijbrengen van respect voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden en voor andere beschavingen. Ook zou onderwijs kinderen moeten voorbereiden op een leven in een vrije samenleving waar begrip is en vrede, verdraagzaamheid, gelijkheid en vriendschap tussen verschillende bevolkingsgroepen. Discriminatie draagt hier niet aan bij.
Onderzoek laat ook zien dat discriminatie door andere jongeren vaker wordt gerapporteerd dan discriminatie door leraren of volwassenen buiten school. Dat kinderen echter wel last kunnen hebben van de manier waarop hun ouders worden bejegend laat het verhaal van vandaag treffend zien.
Lange witte tuniek
Een school in de regio Amsterdam. Elke dag brengt een vader, gekleed in een lange witte tuniek, zijn twee kinderen naar school. Vader runt het huishouden. Moeder heeft een voltijdsbaan als accountant. Kinderen hebben het naar hun zin op school. Hoewel hun ouders nog moeite hebben met de Nederlandse taal, geldt dat voor de kinderen niet. Ze nemen moeiteloos deel aan het leven in de klas en in de school. Ze hebben veel vriendjes en vriendinnetjes.
Op een dag komt vader ontdaan naar de directeur die buiten op het plein staat om de leerlingen te verwelkomen. Hij is erg emotioneel. Hij is door een andere vader onheus bejegend. Hij is aangesproken op zijn Islamitische achtergrond met als gevolg een vervelende woordenwisseling in het bijzijn van de kinderen. De kinderen kijken de directeur met grote ogen aan; ze zijn stil. Ook andere kinderen hebben gezien wat er gebeurde.
Op gesprek
Omdat vader de Nederlandse taal nog niet zo goed beheerst, is hij niet altijd in staat duidelijk te communiceren. En wanneer hij aangevallen wordt, zoals nu is gebeurd, heeft hij moeite de juiste antwoorden te formuleren. Door zijn machteloosheid wordt hij woedend en is hij bang dat hij zich niet meer kan beheersen. De directeur wil voorkomen dat een en ander uit de hand loopt. Maar bovenal wil ze ervoor zorgen dat de kinderen geen last ondervinden van het negatieve gedrag van de ouders. Uiteindelijk besluit de directeur een gesprek tussen beide ouderparen te organiseren, op school, in zijn kamer. Het is geen gemakkelijk gesprek, maar het lukt: de handen worden uitgestoken. Gelukkig maar, vooral voor de kinderen.
0 Comments